We begonnen de dag met een ontbijt van overheerlijke dumplings. Op de ene schaal lagen 10 dumplings gevuld met wortel, op de andere 10 stuks met vlees. Zoals overal kregen we de thee gratis bij de maaltijd. Wat hadden we een bekijks van ’s morgens vroeg. Het lijkt wel alsof men hier nog nooit westerlingen gezien heeft. In het piepkleine dumplingrestaurantje stonden 3 tafels met telkens plaats voor 4 personen. De zaak zat volledig vol dus 8 paar ogen plus die van het personeel waren continu op ons gericht. Konden we wel met stokjes eten? Vonden we het lekker? Wat waren de Tibetanen / Mongolen weer benieuwd! We smulden alles op en betaalden een schamele 3 euro voor dit ontbijt.
Na het ontbijt bezochten we een klooster. Het klooster was eigenlijk slechts bijzaak, het was ons meer om de ligging en het wonderlijke uitzicht te doen. Op een heldere dag als vandaag kan je vanop een heuvel immers mijlenver kijken. Op de heuvels kan je dan duizenden dieren zien grazen. De jongens hadden geen belangstelling voor het klooster, noch voor het uitzicht. Zij keken voortdurend naar de grond. Tussen de bloemen en het gras krioelde het van het leven. We zagen kikkers, sprinkhanen maar vooral donzige zwarte rupsjes. De broers maakten er een sport van om er om ter meest te vangen. Viktor had er wel 22 in zijn handen! En zoals het een goede boedhist betaamt redden de jongens de rupsjes van de dood door hen van de straat terug in het gras te plaatsen.
Vervolgens gingen we op zoek naar een “heilige” grot (The Fairy Cave), diep verscholen tussen graslanden en bergen. De gids had ons gewaarschuwd onze zaklamp mee te brengen en dat bleek nodig. De grot was pikkedonker, nat en glibberig. Dit was absoluut geen toeristische attractie zoals grotten in Europa. Hier geen verlichting, geen aangelegde paadjes, geen toegangstickets, niets eigenlijk. Zonder gevaar was deze onderneming niet. Tserang liet weten dat de grot er bij zijn vorig bezoek totaal anders uitzag. Blijkbaar waren er intussentijd enkele delen ingestort waardoor rotsblokken nu enkele doorgangen blokkeerden. Na enkele tientallen meters hield Jimmy het voor bekeken. Met Vladimir in de rugzak was het bijna onmogelijk zich staande te houden op de gladde rotsblokken. Tserang, Viktor en ik gingen dus alleen verder en Jimmy ging richting ingang van de grot. We klauterden nog een tijd verder tot het ook voor ons te moeilijk werd. Dit was een echte speleologie-ervaring! Niet voor mensen met claustrofobie dus. Bij het terugwandelen richting ingang kwamen we Jimmy tegen. Die had de uitgang nog steeds niet gevonden en besloot dan maar op ons te wachten. Besmeurd met modder kwamen we zonder breuken terug in het zonlicht. Daar werden we door een jolige groep van zo’n 20 Tibetanen getrakteerd op een heerlijke, gezellige pick-nick. We kregen yoghurt van jakmelk, brood, appel, kleine banaantjes, watermeloen en een andere soort meloen. We hebben geen idee waar de gesprekken over gingen maar er werd heel wat afgelachen dus lachten we maar mee.
Op de terugweg zagen we een marmot liggen die waarschijnlijk aangereden was door voorbijrijdend verkeer. Marmotten komen hier in grote getale voor en overal vind je hun holen in de grond. Je hebt er kleine maar ook grote en hele dikke. Ik zag er zelfs eentje zo dik als 3 volwassen katten samen en wel 50 cm groot. Het dode exemplaar had al meteen een roofvogel aangetrokken. En niet zomaar een vogel, er zat zowaar een arend te pikken in het dode marmotje. Indrukwekkend om zien, zo’n arend met een mooie gele bek op 3 m afstand!